Spaniel pups - Maud Earl
© copyright Ria Hörter 2016 - Do not use or reproduce anything without written permission. This website was first launched in 2007. Pride Webdesign - Ruut Tilstra
Ria Hörter

Met het oog van…

een kunstenaar wordt, door de eeuwen heen, het uiterlijk van honden vastgelegd. Of het nu de 14de-eeuwse graveurs zijn, 18de-eeuwse schilders of fotografen in onze tijd, zij laten honden door hún ogen zien. ONZE HOND kijkt naar de uiterlijke ontwikkelingen van (ras)honden door de eeuwen heen. Niet langs afgesleten paden maar off the beaten track, met een vleugje historie voor het goede begrip
Dog Writer and Contributing Editor of Dog Magazines

DALMATISCHE HOND

Het afbeelden van honden is een eeuwenoude bezigheid. Rotstekeningen, hiëroglyfen, miniaturen, gravures, litho’s, schilderijen en foto’s laten de uiterlijke ontwikkeling van (ras)honden zien. In het geval van de Dalmatische Hond dateert een van de oudste afbeeldingen uit het begin van de 17de eeuw: een schilderij van rond 1630, gemaakt door Justus Sustermans, een Belgisch- Italiaanse schilder. De Dalmaat is onmiddellijk herkenbaar en dat is voor zo’n vroege afbeelding heel bijzonder. De tekst is geïllustreerd met talrijke prenten, gravures, schilderijen en foto’s. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
1. Beagle 2. Border Collie 3. Boerboel 4. Bouvier 5. Cĕský Teriér 6. Dalmatische hond 7. Dandy Dinmond Terriër 8. Field Spaniel 9. Grand & Petit Basset Griffon Vendeén 10. Grote Münsterlander 11. Grote Zwitserse Sennenhond 12. Hannoveraanse Zweethond 13. Maltezer 14. Mopshond 15. New Foundlander 16. Norrbottenspets 17. Rottweiler 18. Schipperke 19. Tibetaanse Terrier
Mocht u geïnteresseerd zijn in het publiceren van één van deze artikelen, inclusief illustraties en foto's dan kunt u contact met mij opnemen. E-mail: horter@tiscali.nl Deze artikelen zijn beschikbaar in het Nederlands.
Engels
Nederlands

GROTE MÜNSTERLANDER

De historie van de Grote Münsterlander is eeuwenoud en tegelijkertijd heel jong, af hankelijk vanwaar men begint. Vanaf de mid- deleeuwen tot aan de 17de en 18de eeuw worden zogenoemde vogelhonden’ in grote delen van Europa bij de jacht gebruikt. Schitterend verbeeld in het 15de-eeuwse manuscript Le Livre de Chasse. Jachthonden worden dan verdeeld in drie ‘soorten’: Brakken, Windhonden en Vogelhonden. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

NEW FOUNDLANDER

De Newfoundlander heeft zijn naam te danken aan het gelijknamige eiland in de AtlantischE Oceaan voor de oostkust van Canada. Ten noorden van New Foundland (Nieuw gevonden land) ligt de Canadese regio Labrador, ooit de bakermat van de Labrador Retriever. Over het algemeen neemt men aan dat de Labrador en de New Foundlander ooit dezelfde voorvaderen deelden. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
Page Up

BORDER COLLIE

Aan het einde van de 16de eeuw beschrijft Dr. John Caius in zijn Treatise on Englishe Dogges de werkstijl van de ‘shepherd’s dog’ en die doet in vrijwel alles denken aan die van de Border Collies. Met het zwaaien van een vuist en met het snerpende geluid van fluiten dirigeert de herder zijn hond naar die plaats waar hij de kudde hebben wil. Zijn veel hondenrassen in de loop van de eeuwen werkloos geworden, ook nu nog kan men in Engeland vanaf de Borders tot de Hebriden volop genieten van het drijven van grote schaapskudden door Border over de heuveltoppen en dan weer naar beneden, richting de boerderij. Een perpetuum mobile door de eeuwen heen… Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

BEAGLE

We moeten op veronderstellingen bouwen als het gaat om de komst van de Beagle naar West-Europa, om precies te zijn naar Engeland, waar het ras zich heeft ontwikkeld. Als we uitgaan van Griekenland, dan loopt het spoor via Rome naar de Britse eilanden, die immers drie eeuwen een Romeinse provincie zijn. Anderen stellen dat kleine Lopende Honden in de elfde eeuw met de Noormannen naar de Britse eilanden zijn gekomen. Veronderstellingen, meer niet. In de laatstgenoemde theorie gaat men er van uit dat Beagle een verkleinde vorm is van de ‘Southern Hounds’, waarbij Southern niet op het zuiden van Engeland maar op maar op het zuiden van Frankrijk betrekking heeft. Daar immers komen diverse grote Lopende Honden (brakken) voor. Een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de Beagle in Nederland is de proefdierfokkerij. In de jaren tachtig worden met dat doel Beagles gefokt in het Centraal Proefdieren Bedrijf in Zeist, een instituut dat onder TNO valt. De keuze valt op de Beagle omdat ze gemakkelijk in groepen zijn te houden. Volgens de website voert TNO nu alleen dierproeven uit …als dat voortvloeit uit wettelijke eisen of als er geen betrouwbare alternatieven beschikbaar zijn. De Beagle wordt omschreven als een zelfstandige hond, behoorlijk eigenwijs, vrolijk van aard, sportief en intelligent. Een probleem is dat ze soms slecht alleen gelaten kunnen worden Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

Cĕský Teriér

De Český Teriér, een creatie van de Tsjech František Horák en ontstaan uit een kruising van de Schotse Terriër met een Sealyham Terriër, is een poging om een betere jachthond te krijgen. Functionaliteit gaat voor alles. De fokbasis van het ras is heel erg smal en uiteindelijk komen alle honden uit vier ‘basis families’. Het door Horák gewenste type kan relatief snel worden vastgelegd, omdat hij bij de eerste nesten inteelt en straffe lijnteelt toepast. Ten tijde van het communisme mag het ras niet of nauwelijks worden geëxporteerd, maar nu is de Český bekend in onder andere Nederland, Duitsland, de Scandinavische landen, Amerika, Engeland, Canada en Australië. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

ROTTWEILER

Het is waar dat de Romeinen met honden over de Alpen komen en Europa binnenvallen. Het is juist dat de voorlopers van de Sennen¬honden ‘rechtsaf sloegen’ en in Zwitserland bleven. Echter, lang daarvoor zijn er in Europa al honden die door de Kelten en Germanen worden gebruikt bij hun akkerbouw en veeteelt. Er bestaan diverse lokale types, ontwikkeld uit oude schaap- en herdershonden, waardoor de invloed van de ‘Romeinse honden’ relatief gering is. Het is dus niet waar dat Rottweilers één op één directe afstammelingen zijn van de honden van de Romeinen. Helaas vind men die stelling nog steeds in boeken en tijdschriften en op websites. Als het gaat om oorlogshonden bij de Grieken en Romeinen, is in ‘Toepoel’ te lezen… dat zij naast hun meester daadwerkelijk mee- vochten. Wie met dit hardnekkig onjuiste feit definitief afrekent, is drs. Robert van der Molen in zijn boek Honden bij de Grieken en de Romeinen. Aan de hand van oude teksten en de vertalingen daarvan bewijst hij dat honden weliswaar soms aanwezig zijn bij de legers tijdens de grote oorlogen in de Oudheid, maar dat zij bij de gevechten zelf, dus op het slagveld, geen enkele rol spelen. Ze fungeren als gezelschapsdier, als jachthond tussen de gevechten door en als waakhond of boodschappen¬hond. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

GROTE ZWITSERSE SENNENHOND

De geschiedenis en de opbouw van de Sennenhonden is onlosmakelijk verbonden met professor Albert Heim (1849-1937), een befaamd geoloog die als hobby kynologie heeft. Tijdens zijn expedities in de Alpen, ziet Albert Heim talrijke boerenhonden. Daar ontstaat zijn belangstelling voor het behoud van dit inheemse erfgoed. Bij elk van de Zwitserse Sennenhonden speelt hij een belangrijke rol in hun ontwikke¬ling van boerenhond naar ras- hond. Het is aan mensen als Heim en zijn medestanders te danken dat er heldere fokdoelen worden gesteld en dat uit een wirwar van boeren en slagershonden aantrekkelijke, aparte rassen zijn gefokt. Maar Heim doet meer. Hij is een pleitbezorger voor trekhonden en organiseert, bijvoorbeeld tijdens de tentoonstellingen in Zürich (1906) en in Langenthal (1908 en 1913), trekhondenproeven. Ook constru¬eert hij op de anatomie van de trekhonden aangepaste harnassen. Nog steeds houdt de Zwitserse rasvereniging van Grote Zwitserse Sennenhonden deze traditie in ere door elk jaar een trekhondenproef te organiseren. Op 2 april 1937 wordt de Nederland¬se Sennenhonden Club opgericht met Albert de la Rie (de grote kenner van de Sint Bernard) als initiator. Vandaag de dag is het de Nederlandse rasver¬eniging voor Appenzeller, Entlebucher en Grote Zwitserse Sennenhonden die de belangen behartigt. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

MALTEZER

Een Maltezer gaat niet mee op jacht, drijft of hoedt geen kudde en het bewaken van huis en hof is voor dit ras niet weggelegd. Werken voor de kost is de Maltezer vreemd. Een Franse uitdrukking Sois belle et tais-toi, hetgeen zoveel betekent als ‘Wees mooi en hou je mond’ lijkt op dit ras van toepassing te zijn. In de kustplaatsen aan de Middel¬landse Zee heeft hij vroeger in pakhuizen en scheepsruimen op muizen en ratten gejaagd, maar in onze schone huizen van nu is dat niet meer nodig. Een groepje dwerghonden dat sinds de klassieken in de landen rondom de Middel- landse Zee voorkomt is voornamelijk bekend als ‘schoot¬hondjes’, die in het verleden chique dames begeleiden. De meeste hebben zacht, wit, soms gekruld haar en een schouderhoogte van rond de 30 cm. Wat ze ook gemeen hebben is een zwarte neus en een duidelijke stop (de overgang van het voorhoofd naar de neus). Dat geldt ook voor de hoog aangezette oortjes, een schaargebit en een hoog aangezette staart, die over de rug of in een krul wordt gedragen. Ze zijn in de FCI-indeling onder- gebracht in rasgroep 9, Gezelschaps¬honden, sectie 1: Bichons en gerelateerde rassen. Om niet in verwarring te raken noemen we ze hier allemaal: Havanezer, Bolognezer, Bichon Frisé (ook Bichon Téneriffe), Leeuwhondje, Coton de Tuléar en Maltezer. Circa 1880 is het ras wat men noemt ‘en vogue’, maar na de Eerste Wereldoorlog is de Maltezer in Engeland nagenoeg uitgestorven. Als men opnieuw probeert te importeren worden er “dogs nearly as big as Sheepdogs’ aangeboden. Dan wenden de Engelsen zich tot Nederland en Duitsland: Harlingen Dolly, … a very fine and small bitch, wordt geïmporteerd. Ook Harlingen Snowman en Harlingen Emblem dragen bij aan de Engelse populatie. In de jaren tussen 1860 en 1870 zijn het – volgens Vero Shaw in zijn The Illustrated Book of the Dog – de honden van Mr R. Mandeville uit Londen die op de shows in Birming¬ham, Crystal Palace en Islington pratically swept the board. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

BOUVIER

Welk boek over de Bouvier je ook openslaat, veelal begint het met de beschrijving van het uiterlijk: machtige en imposante ruigharige uiterlijk en met kooltjes van ogen die je van onder z’n lange overhangende wenkbrauwen tegemoet schitteren (Ruud Haak), …ruig en groot als een beer, stoer en indrukwekkend (Geertje van Rheenen), een zeer rustiek en robuust uiterlijk; het moet een blok zijn die alle elegantie minacht (tijd¬schrift l’Eleveur België, 1910), Een verstandig dier (de raspunten in 1912), deze hond straalt kracht uit, maar zonder er onhandig uit te zien (Wikipedia) en maakt een indruk van kracht maar zonder plompheid (de rasstandaard nu). In ‘Dogs of all Nations’ (1904) doet onze 19de-eeuwse kynologische auteur H.A. graaf van Bylandt er nog een schepje bovenop: met een eenigszins woest uiterlijk, gehuld in een dichten, ruwen pels. De bakermat van de Bouvier ligt in de vallei van de rivier de Leie. Over 24 kilometer vormt deze de grens tussen Frankrijk en België. De eerlijkheid gebiedt mij te vermel¬den dat de Bouvier in de eerste druk (1894) van Van Bylandts standaard¬werk ontbreekt. De nestor van de Belgische kynologie, Prof. Adolphe Reul (1849-1907), vermeldt de Bouvier wel in zijn ‘Les Races de Chiens’, dat in 1891-94 verschijnt. Reul, professor in de zoötechniek aan de Rijksschool voor Veeartsenij¬kunde en betrokken bij de ontwik¬keling van Belgische hondenrassen, schrijft een beetje zuinigjes: Deze koehond is bij ons meestal niet meer dan een gewone herdershond. Hij vergezelt de veehandelaren bij hun tochten door de dorpen naar de foren (kermissen) en markten en neemt de leiding van de kudde langs de wegen; aan hem om het vee te bewaken in de velden. Op al onze hofsteden heeft de koehond de rol van bewaker te vervul¬len. ’s Nachts wordt hij hofhond. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

GRAND EN PETIT BASSET GRIFFON VENDEEN

HIn zijn boek De Brakken (1988) geeft Brakkenkenner A.L.C. van Lier de definitie van een Brak: Een jachthond van zeer oude stempel, met hangende, vaak lange gedraaide oren. Meestal kortharig, soms ruwharig. Van origine in meuteverband met luide stem jagend. Bij alle is de vachtkleur van het ‘black and tan’ patroon of een variant daarvan, al of niet met meer of minder wit. Ruwhaar kan wildkleur (‘Agouti’) meebrengen. Soms is het vel ruim. Het reukvermogen is uitzonderlijk ontwik¬keld. Zijn sociale gedrag is van belang in de meute. Wanneer en waar de bijzondere vorm van jachthonden, die we nu Brakken noemen, is ontstaan weten we niet. Wel dat het grootste deel van de huidige Brakkenrassen is ontstaan in het zuiden van Europa, aldus de Oostenrijkse kynoloog Emil Hauck. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

NORRBOTTENSPETS

Weinig kynologen zullen bij lezen van de naam Pohjanpystykorvan meteen aan de Norrbottenspets denken. Echter, de Zweedse boeren hebben een langere naam bedacht: Norrbottens Skällandehund. Eeuwenlang hebben boeren en jagers in het hoge noorden van Zweden en Finland kunnen beschik¬ken over het gebruik van Spitshon¬den voor de jacht op klein wild. Als we praten over het ‘hoge noorden’, dan is dit het gebied waarin de jacht en de visvangst in vrij onbedorven landschappen kunnen worden beoefend. Het is ook het gebied van de Lappen – tegenwoordig Samen geheten. Oude afbeeldingen en foto’s van het leven van de Samen, daterend van het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, zijn opvallend mooi. En hoe oud de afbeeldingen ook zijn, heel vaak is daarop die typische noordse hond te zien: spitse oortjes en spitse snuit. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

FIELD SPANIEL

Een type hond dat in de 15de eeuw in Europa voorkomt is de zogenoemde Vogelhond. Een jachthond-je van het Spanieltype, dat wordt gebruikt bij de nettenjacht op vogels. De Vogelhond moet het wild aanwij¬zen en zich daarna drukken, zodat de jagers het net over de hond en het wild heen kunnen trekken. Het is immers de periode dat het jachtge¬weer nog niet is uitgevonden dan wel algemeen bekend is en dan speelt vindingrijkheid bij de jacht een rol. Ook bij de valkenjacht wordt de vogelhond gebruikt, echter met een andere taak. Dan is het niet een kwestie van zich drukken, maar van het wild opstoten en het uit de dekking jagen, zodat de losgelaten valk het in de lucht kan vangen. Er zijn Vogelhonden te zien op de miniaturen in ‘Le Livre de la Chasse’ (1389) van Gaston, graaf de Foix. Deze schrijft: ‘…de Vogelhonden die men Spaniels noemt’. Hij beschrijft ze als honden met een groot lichaam, een fors hoofd en een mooie, witte of gevlekte pels. Ook op het vroeg-15de-eeuwse Devonshire Hunting Tapestry is een Vogelhond te zien, zo ook op oude prenten van de nettenjacht. Ze bestaan nu niet meer, maar, onder andere de Heidewachtel, Drentsche Patrijshond en Grote Münsterlander vormen een deel van hun erfenis. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

BOERBOEL

Historici beginnen de geschiedenis van de Boerboel of stamverwanten meestal zo’n 600 jaar voor Christus en refereren dan aan Assurbanipal, die in deze periode leeft en koning van Assyrië is. Een tweede stap in de historie van de Boerboel is die naar het Europa van de 17de eeuw, waarin Neder¬land zich onderscheidt door zee¬vaart en het kolonialisme. Het is de bloeitijd van de Vereenigde Oostindi¬sche Compagnie (VOC). Maar liefst 1770 (!) Nederlandse schepen varen naar de Oost; 41 vergaan er tijdens de reis. De VOC sticht een ‘verver¬singstation’ aan Kaap De Goede Hoop. Van 1652 tot 1795 is het gebied in Nederlandse handen en groeit uit tot de Kaapkolonie. Algemeen wordt aangenomen dat Jan van Riebeeck (1619-1677), die in 1652 in dienst van de VOC de eerste Europese handelspost in de Kaap sticht, vanuit Nederland één of meer Molosserachtige of Mastiff-achtige honden meeneemt. Zowel in Nederland als in Duitsland zijn er in de 16de, 17de en 18de eeuw ver- schillende types Molossers te vinden, zoals de ‘Bullenbijters’ en ‘Berenbijters’. Om hoeveel honden het gaat die hij heeft meegenomen op zijn reis is niet bekend en ook niet of het om reuen of teven gaat. Wat wel duide¬lijk is dat hij de hond(en) meeneemt om zichzelf en zijn gezin te bescher¬men in het wilde, onbekende land. De Boeren hebben op hun boerde¬rijen in de woeste binnenlanden nu meer dan ooit behoefte aan een imposante, veelzijdige hond. De Boerenfamilies moeten kunnen rekenen op een multifunctioneel dier dat sterk, gehard, zelfbewust, loyaal aan de familie is, en bescherming biedt. De hond moet zich snel kunnen aanpassen aan de veranderende omstandigheden en een stabiel temperament hebben. Dat betekent dat er voor een onbe¬trouwbare of agressieve Boerboel in het gezin van de Afrikaner Boer geen plaats is. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

Dandie Dinmont Terriër

De Dandie Dinmont Terriër is een lid van de uitgebreide terriërfamilie, dat zich in de negentiende eeuw uit tientallen terriërtypes heeft ontwikkeld tot een zelfstandig ras. Als Charles Cook in 1885 zijn boek The Dandie Dinmont Terrier publiceert, is er geen andere monografie over dit ras beschikbaar en ook na Cook zal het nog jaren duren voordat er een tweede verschijnt. Cook begint zijn boek met de vaststelling dat the actual origin of the race will never been definitely ascertained. Maar dat de Dandie Dinmont zijn eerste pootafdrukken zet in ‘the Borders’ de streek aan weerszijden van de grens tussen Engeland en Schotland - daarover zijn alle kynologische auteurs het eens. Ook de BorderTerriër en de Bedlington Terriër vinden hun oorsprong in dit gebied. De Dandie Dinmont kan zijn ontstaan door toevallige of bewuste kruisingen. De bewuste kruising zou tussen de oude Schotse Terriër en de Welsh Harrier of Otterhound zijn geweest. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

HANNOVERAANSE ZWEETHOND

ZWEET = BLOED Ik kan mij voorstellen dat u zegt ‘Hannoveraanse Zweethond? Is daar nu zo veel over te vertellen? Jawel, vooral omdat dit ras is ontwikkeld in een tijd dat fokkers in dit geval jachtopzieners - nog echt een nieuw ras konden ‘maken’. Behalve de Hannoveraanse Zweethond, worden in deze periode ook andere staande jachthonden ‘tot ras gemaakt’, zoals bij voorbeeld de Griffon Korthals en de Griffon Boulet. Vanuit een groot bestand min of meer gelijkvormige types gaat men bepaalde types apart fokken. Het is de tijd van de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw, waarin jachthonden een eigen rasbeschrijving krijgen de standaard - met daarbij hun officiële rasnaam. Een van de redenen daarvan is de wens om bij elke actie in de jacht een ‘specialist’ te hebben; een voorstaande hond voor het ‘aanwijzen’ van het wild, een retriever om de buit ‘binnen te brengen’ en een Zweethond om verloren wild te zoeken, de zogenoemde nazoek. Het ras staat nog in de kinderschoenen en vertoont weinig eenheid. Er is verschil in kleur, in gewicht, in de vorm en de zwaarte van het hoofd; kortom uniformiteit is ver te zoeken en alles wordt gemakshalve Schweisshund genoemd. Echter, als in 1895 de raskenmerken van de Bayerische Gebirgsschweisshund vastgelegd moeten worden, stelt men vast dat de grote exemplaren dan maar als Hannoveraanse Zweethond door het leven moeten gaan. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

MOPSHOND

De Geen hondenras ter wereld is zo vaak afgebeeld als de Mopshond. Niet alleen door kunstschilders, maar o.a. ook bij reclames, gebruiksvoorwerpen, in kinderboeken, beeldjes, op tabaksdozen, reukflessen, spotprenten, ansichtkaarten, sigarettenplaatjes en oude en nieuwe foto’s. Een schier oneindige stroom, waarbij het niet alleen opvalt dat zijn uiterlijk behoorlijk is veranderd, maar ook dat de Mopshond zich door de jaren heen heeft mogen verheugen in bazen van allerlei rangen en standen, onder wie kunstenaars, celebrities en royals zoals Andy Walhol, Paris Hilton, Valentino, George Clooney, koning Lodewijk XV van Frankrijk, koning Karel XIII van Noorwegen en Zweden, koningin Victoria van Engeland en haar achterkleinkind, koning Edward VIII. MOPSHONDEN IN NEDERLAND Eeuwenlang is de Mopshond het enige hondenras in Europa dat wordt gefokt met een korte snuit en uitpuilende ‘knikkerogen’. Het is dan ook logisch dat er veel vraag naar dit ‘exotische’ ras bestaat en er grote sommen geld voor worden betaald. In de achttiende en negentiendeeeuw blijft het ras, zoals Chr. Veldhuis (‘Warnsborn’) in haar boekje Mopshonden in Nederland (1900) schrijft, niet van vreemde smetten vrij. Rond 1800 blijken er nauwelijks nog zuiver gefokte exemplaren over te zijn. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

SCHIPPERKE

Behalve de vraag in welke rasgroep het Schipperke thuishoort, is er ook onenigheid over de betekenis van de naam geweest. De rasstandaard stelt heel duidelijk: Schipperke is in het Vlaams kleine herder. Tot zo ver alles helder. Echter, telkens in de historie wordt gesuggereerd dat de naam afkomstig is van het beroep schipper. Schipperke is derhalve ‘een kleine schipper’, zodat de Engelsen praten over de little boatman, little skipper of little barge dog. Het feit dat het hondje vaak wordt gezien op de vervoerslijnen per schip tussen Antwerpen, Brussel en Leuven, hebben aan die interpretatie bijgedragen. Zelfs de Fransen gebruiken een verkeerde hoewel chique vertaling: Chien de batelier belge. De Duitsers blijven niet achter: Belgischer Schifferhund en Schifferspitz. En dat het Schipperke als roepnaam heel vaak Spits of Spitske heeft, moet worden gezien als een verwijzing naar de vorm van het spitse snuitje en heeft niets van doen met de Spitshonden in rasgroep 5. Karakter Ondanks zijn pittig voorkomen kan het Schipperke zich bij vreemden een tikje afstandelijk opstellen. Maar over ‘eigen volk’ waakt hij dapper; zijn scherpe blaf en opstaande halskraag weerhouden mensen, die met kwade bedoelingen komen, ervan zijn territorium te betreden. Het Schipperke is een nieuwsgierig Aagje, kangoed met kinderen overweg en is aanhankelijk en trouw. Op een boerderij, waar mollen en andere knaagdieren zijn, toont hij zijn jachttalent. En dat is nog niet alles want ook konijnen en hazen zijn in zijn omgeving niet echt veilig. Zijn kleine, donkerbruine ogen zien alles wat voorbijkomt en daardoor kan hij wat onrustig gedrag vertonen. Sommige zijn behoorlijk hyperactief, en dat gecombineerd met zijn schelle blaf, kan een nadeel zijn. Voor een aantal hondensporten is het Schipperk bijzonder geschikt. Hij is snel en wendbaar, dus Agility, Breitensport en Frisbee zijn wel aan hem besteed. In onderhoud is het Schipperke niet veeleisend. Regelmatig een goede borstelbeurt is voldoende. Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND

TIBETAANSE TERRIER

De Tibetaanse Terriër is geen terriër (Rasgroep 3), maar een herdershondje (Rasgroep 1). Echter, in geen van beide rasgroepen is hij terug te vinden want de F.C.I. deelt hem in bij rasgroep 9, de Gezelschapshonden. Wie hem de naam terriër heeft toegedicht is niet meer te achterhalen maar het zouden de Engelsen kunnen zijn, die zich al sinds de achttiende eeuw met Tibet bemoeien en het land in 1903 en 1904 met het Brits-Indische leger binnenvallen. ‘HET DAK VAN DE WERELD’ Voor de vroege historie van de Tibetaanse Terriër moeten we naar Tibet, ook wel ‘Het dak van de wereld’ genoemd. Tibet is nu een autonome regio in de Volksrepubliek China en grenst aan Bhutan, Nepal, India, Myanmar en de rest van China. Al sinds het begin van onze jaartelling worden de hondjes, die nu Tibetaanse Terriërs heten, gehouden in Boeddhistische kloosters, waar ze dienstdoen als waakhondjes. Echter, de literatuur vermeldt dat ze ook als herdershondjes zijn gebruikt bij de kuddes van nomadische volkeren in deze regio. Die met een witte vacht zijn het meest gevraagd; zij vallen immers niet op in een land dat driekwart van het jaar onder de sneeuw ligt. Bij de kuddes gebruikt men de grote Tibetaanse Mastiff, die zijn mannetje staat bij de aanvallen van beren en wolven. Voor het drijven en hoeden zijn kleinere, wendbare hondjes nodig, die waarschuwen voor aanvallers van de kudde.