© copyright Ria Hörter 2016 - Do not use or reproduce anything without written permission. This website was first launched in 2007. Pride Webdesign - Ruut Tilstra
Met het oog van…
…
een
kunstenaar
wordt,
door
de
eeuwen
heen,
het
uiterlijk
van
honden
vastgelegd.
Of
het
nu
de
14de-eeuwse
graveurs
zijn,
18de-eeuwse
schilders
of
fotografen
in
onze
tijd,
zij
laten
honden
door
hún
ogen
zien.
ONZE
HOND
kijkt
naar
de
uiterlijke
ontwikkelingen
van
(ras)honden
door
de
eeuwen
heen.
Niet langs afgesleten paden maar off the beaten track, met een vleugje historie voor het goede begrip
Het
afbeelden
van
honden
is
een
eeuwenoude
bezigheid.
Rotstekeningen,
hiëroglyfen,
miniaturen,
gravures,
litho’s,
schilderijen
en
foto’s
laten
de
uiterlijke
ontwikkeling
van
(ras)honden
zien.
In
het
geval
van
de
Dalmatische
Hond
dateert
een
van
de
oudste
afbeeldingen
uit
het
begin
van
de
17de
eeuw:
een
schilderij
van
rond
1630,
gemaakt
door
Justus
Sustermans,
een
Belgisch-
Italiaanse
schilder.
De
Dalmaat
is
onmiddellijk
herkenbaar
en
dat
is
voor
zo’n
vroege
afbeelding
heel
bijzonder.
De
tekst
is
geïllustreerd
met
talrijke
prenten,
gravures, schilderijen en foto’s.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
1.
Beagle
2.
Border Collie
3.
Boerboel
4.
Bouvier
5.
Cĕský Teriér
6.
Dalmatische hond
7.
Dandy Dinmond Terriër
8.
Field Spaniel
9.
Grand & Petit Basset Griffon Vendeén
10.
Grote Münsterlander
11.
Grote Zwitserse Sennenhond
12.
Hannoveraanse Zweethond
13.
Maltezer
14.
Mopshond
15.
New Foundlander
16.
Norrbottenspets
17.
Rottweiler
18.
Schipperke
19.
Tibetaanse Terrier
Mocht u geïnteresseerd zijn in het publiceren
van één van deze artikelen, inclusief
illustraties en foto's dan kunt u contact met
mij opnemen.
E-mail: horter@tiscali.nl
Deze artikelen zijn beschikbaar in het Nederlands.
De
historie
van
de
Grote
Münsterlander
is
eeuwenoud
en
tegelijkertijd
heel
jong,
af
hankelijk
vanwaar
men
begint.
Vanaf
de
mid-
deleeuwen
tot
aan
de
17de
en
18de
eeuw
worden
zogenoemde
vogelhonden’
in
grote
delen
van
Europa
bij
de
jacht
gebruikt.
Schitterend
verbeeld
in
het
15de-eeuwse
manuscript
Le
Livre
de
Chasse.
Jachthonden
worden
dan
verdeeld
in
drie
‘soorten’: Brakken, Windhonden en Vogelhonden.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
De Newfoundlander heeft zijn naam te danken aan het gelijknamige eiland
in de AtlantischE Oceaan voor de oostkust van Canada. Ten noorden van New
Foundland (Nieuw gevonden land) ligt de Canadese regio Labrador, ooit de
bakermat van de Labrador Retriever. Over het algemeen neemt men aan dat
de Labrador en de New Foundlander ooit dezelfde voorvaderen deelden.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
Aan
het
einde
van
de
16de
eeuw
beschrijft
Dr.
John
Caius
in
zijn
Treatise
on
Englishe
Dogges
de
werkstijl
van
de
‘shepherd’s
dog’
en
die
doet
in
vrijwel
alles
denken
aan
die
van
de
Border
Collies.
Met
het
zwaaien
van
een
vuist
en
met
het
snerpende
geluid
van
fluiten
dirigeert
de
herder
zijn
hond
naar
die
plaats
waar hij de kudde hebben wil.
Zijn
veel
hondenrassen
in
de
loop
van
de
eeuwen
werkloos
geworden,
ook
nu
nog
kan
men
in
Engeland
–
vanaf
de
Borders
tot
de
Hebriden
–
volop
genieten
van
het
drijven
van
grote
schaapskudden
door
Border
over
de
heuveltoppen
en dan weer naar beneden, richting de boerderij.
Een perpetuum mobile door de eeuwen heen…
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
We
moeten
op
veronderstellingen
bouwen
als
het
gaat
om
de
komst
van
de
Beagle
naar
West-Europa,
om
precies
te
zijn
naar
Engeland,
waar
het
ras
zich
heeft
ontwikkeld.
Als
we
uitgaan
van
Griekenland,
dan
loopt
het
spoor
via
Rome
naar
de
Britse
eilanden,
die
immers
drie
eeuwen
een
Romeinse
provincie
zijn.
Anderen
stellen
dat
kleine
Lopende
Honden
in
de
elfde
eeuw
met
de
Noormannen
naar
de
Britse
eilanden
zijn
gekomen.
Veronderstellingen,
meer
niet.
In
de
laatstgenoemde
theorie
gaat
men
er
van
uit
dat
Beagle
een
verkleinde
vorm
is
van
de
‘Southern
Hounds’,
waarbij
Southern
niet
op
het
zuiden
van
Engeland
maar
op
maar
op
het
zuiden
van
Frankrijk
betrekking
heeft.
Daar
immers komen diverse grote Lopende Honden (brakken) voor.
Een
zwarte
bladzijde
in
de
geschiedenis
van
de
Beagle
in
Nederland
is
de
proefdierfokkerij.
In
de
jaren
tachtig
worden
met
dat
doel
Beagles
gefokt
in
het
Centraal
Proefdieren
Bedrijf
in
Zeist,
een
instituut
dat
onder
TNO
valt.
De
keuze
valt
op
de
Beagle
omdat
ze
gemakkelijk
in
groepen
zijn
te
houden.
Volgens
de
website
voert
TNO
nu
alleen
dierproeven
uit
…als
dat
voortvloeit
uit
wettelijke
eisen
of
als
er
geen
betrouwbare
alternatieven
beschikbaar zijn.
De
Beagle
wordt
omschreven
als
een
zelfstandige
hond,
behoorlijk
eigenwijs,
vrolijk
van
aard,
sportief
en
intelligent.
Een
probleem
is
dat ze soms slecht alleen gelaten kunnen worden
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
De
Český
Teriér,
een
creatie
van
de
Tsjech
František
Horák
en
ontstaan
uit
een
kruising
van
de
Schotse
Terriër
met
een
Sealyham
Terriër,
is
een
poging
om
een
betere
jachthond
te
krijgen.
Functionaliteit
gaat
voor
alles.
De
fokbasis
van
het
ras
is
heel
erg
smal
en
uiteindelijk
komen
alle
honden
uit
vier
‘basis
families’.
Het
door
Horák
gewenste
type
kan
relatief
snel
worden
vastgelegd,
omdat
hij
bij
de
eerste
nesten
inteelt
en
straffe
lijnteelt
toepast.
Ten
tijde
van
het
communisme
mag
het
ras
niet
of
nauwelijks
worden
geëxporteerd,
maar
nu
is
de
Český
bekend
in
onder
andere
Nederland,
Duitsland,
de
Scandinavische landen, Amerika, Engeland, Canada en Australië.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
Het is waar dat de Romeinen met honden over de Alpen komen en Europa
binnenvallen. Het is juist dat de voorlopers van de Sennen¬honden ‘rechtsaf
sloegen’ en in Zwitserland bleven. Echter, lang daarvoor zijn er in Europa al
honden die door de Kelten en Germanen worden gebruikt bij hun akkerbouw
en veeteelt. Er bestaan diverse lokale types, ontwikkeld uit oude schaap- en
herdershonden, waardoor de invloed van de ‘Romeinse honden’ relatief gering is.
Het is dus niet waar dat Rottweilers één op één directe afstammelingen zijn van
de honden van de Romeinen. Helaas vind men die stelling nog steeds in boeken
en tijdschriften en op websites. Als het gaat om oorlogshonden bij de Grieken en
Romeinen, is in ‘Toepoel’ te lezen… dat zij naast hun meester daadwerkelijk mee-
vochten. Wie met dit hardnekkig onjuiste feit definitief afrekent, is drs. Robert van
der Molen in zijn boek Honden bij de Grieken en de Romeinen. Aan de hand van
oude teksten en de vertalingen daarvan bewijst hij dat honden weliswaar soms
aanwezig zijn bij de legers tijdens de grote oorlogen in de Oudheid, maar dat zij
bij de gevechten zelf, dus op het slagveld, geen enkele rol spelen. Ze fungeren als
gezelschapsdier, als jachthond tussen de gevechten door en als waakhond of
boodschappen¬hond.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
De geschiedenis en de opbouw van de Sennenhonden is onlosmakelijk
verbonden met professor Albert Heim (1849-1937), een befaamd geoloog
die als hobby kynologie heeft. Tijdens zijn expedities in de Alpen, ziet Albert
Heim talrijke boerenhonden. Daar ontstaat zijn belangstelling voor het
behoud van dit inheemse erfgoed. Bij elk van de Zwitserse Sennenhonden
speelt hij een belangrijke rol in hun ontwikke¬ling van boerenhond naar ras-
hond. Het is aan mensen als Heim en zijn medestanders te danken dat er
heldere fokdoelen worden gesteld en dat uit een wirwar van boeren en
slagershonden aantrekkelijke, aparte rassen zijn gefokt. Maar Heim doet meer.
Hij is een pleitbezorger voor trekhonden en organiseert, bijvoorbeeld tijdens
de tentoonstellingen in Zürich (1906) en in Langenthal (1908 en 1913),
trekhondenproeven. Ook constru¬eert hij op de anatomie van de trekhonden
aangepaste harnassen. Nog steeds houdt de Zwitserse rasvereniging van Grote
Zwitserse Sennenhonden deze traditie in ere door elk jaar een trekhondenproef
te organiseren. Op 2 april 1937 wordt de Nederland¬se Sennenhonden Club
opgericht met Albert de la Rie (de grote kenner van de Sint Bernard) als initiator.
Vandaag de dag is het de Nederlandse rasver¬eniging voor Appenzeller,
Entlebucher en Grote Zwitserse Sennenhonden die de belangen behartigt.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
Een Maltezer gaat niet mee op jacht, drijft of hoedt geen kudde en het
bewaken van huis en hof is voor dit ras niet weggelegd. Werken voor de
kost is de Maltezer vreemd. Een Franse uitdrukking Sois belle et tais-toi,
hetgeen zoveel betekent als ‘Wees mooi en hou je mond’ lijkt op dit ras
van toepassing te zijn. In de kustplaatsen aan de Middel¬landse Zee heeft
hij vroeger in pakhuizen en scheepsruimen op muizen en ratten gejaagd,
maar in onze schone huizen van nu is dat niet meer nodig. Een groepje
dwerghonden dat sinds de klassieken in de landen rondom de Middel-
landse Zee voorkomt is voornamelijk bekend als ‘schoot¬hondjes’, die in
het verleden chique dames begeleiden. De meeste hebben zacht, wit,
soms gekruld haar en een schouderhoogte van rond de 30 cm. Wat ze
ook gemeen hebben is een zwarte neus en een duidelijke stop (de
overgang van het voorhoofd naar de neus). Dat geldt ook voor de hoog
aangezette oortjes, een schaargebit en een hoog aangezette staart, die
over de rug of in een krul wordt gedragen. Ze zijn in de FCI-indeling onder-
gebracht in rasgroep 9, Gezelschaps¬honden, sectie 1: Bichons en
gerelateerde rassen. Om niet in verwarring te raken noemen we ze hier
allemaal: Havanezer, Bolognezer, Bichon Frisé (ook Bichon Téneriffe),
Leeuwhondje, Coton de Tuléar en Maltezer. Circa 1880 is het ras wat men
noemt ‘en vogue’, maar na de Eerste Wereldoorlog is de Maltezer in Engeland
nagenoeg uitgestorven. Als men opnieuw probeert te importeren worden er
“dogs nearly as big as Sheepdogs’ aangeboden. Dan wenden de Engelsen zich
tot Nederland en Duitsland: Harlingen Dolly, … a very fine and small bitch,
wordt geïmporteerd. Ook Harlingen Snowman en Harlingen Emblem dragen
bij aan de Engelse populatie. In de jaren tussen 1860 en 1870 zijn het – volgens
Vero Shaw in zijn The Illustrated Book of the Dog – de honden van Mr R.
Mandeville uit Londen die op de shows in Birming¬ham, Crystal Palace en Islington
pratically swept the board.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
Welk
boek
over
de
Bouvier
je
ook
openslaat,
veelal
begint
het
met
de
beschrijving
van
het
uiterlijk:
…
machtige
en
imposante
ruigharige
uiterlijk
en
met
kooltjes
van
ogen
die
je
van
onder
z’n
lange
overhangende
wenkbrauwen
tegemoet
schitteren
(Ruud
Haak),
…ruig
en
groot
als
een
beer,
stoer
en
indrukwekkend
(Geertje
van
Rheenen),
…
een
zeer
rustiek
en
robuust
uiterlijk;
het moet een blok
zijn
die
alle
elegantie
minacht
(tijd¬schrift
l’Eleveur
België,
1910),
…
Een
verstandig
dier
(de
raspunten
in
1912),
…
deze
hond
straalt
kracht
uit,
maar
zonder
er
onhandig
uit
te
zien
(Wikipedia)
en
…
maakt
een
indruk
van
kracht
maar zonder plompheid (de rasstandaard nu).
In
‘Dogs
of
all
Nations’
(1904)
doet
onze
19de-eeuwse
kynologische
auteur
H.A.
graaf
van
Bylandt
er
nog
een
schepje
bovenop:
…
met
een
eenigszins
woest
uiterlijk, gehuld in een dichten, ruwen pels.
De
bakermat
van
de
Bouvier
ligt
in
de
vallei
van
de
rivier
de
Leie.
Over
24
kilometer
vormt
deze
de
grens
tussen
Frankrijk
en
België.
De
eerlijkheid
gebiedt
mij
te
vermel¬den
dat
de
Bouvier
in
de
eerste
druk
(1894)
van
Van
Bylandts
standaard¬werk
ontbreekt.
De
nestor
van
de
Belgische
kynologie,
Prof.
Adolphe
Reul
(1849-1907),
vermeldt
de
Bouvier
wel
in
zijn
‘Les
Races
de
Chiens’,
dat
in
1891-94
verschijnt.
Reul,
professor
in
de
zoötechniek
aan
de
Rijksschool
voor
Veeartsenij¬kunde
en
betrokken
bij
de
ontwik¬keling
van
Belgische
hondenrassen,
schrijft
een
beetje
zuinigjes:
Deze
koehond
is
bij
ons
meestal
niet
meer
dan
een
gewone
herdershond.
Hij
vergezelt
de
veehandelaren
bij
hun
tochten
door
de
dorpen
naar
de
foren
(kermissen)
en
markten
en
neemt
de
leiding
van
de
kudde
langs
de
wegen;
aan
hem
om
het
vee
te
bewaken
in
de
velden.
Op
al
onze
hofsteden
heeft
de
koehond
de
rol
van bewaker te vervul¬len. ’s Nachts wordt hij hofhond.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
HIn
zijn
boek
De
Brakken
(1988)
geeft
Brakkenkenner
A.L.C.
van
Lier
de
definitie
van
een
Brak:
Een
jachthond
van
zeer
oude
stempel,
met
hangende,
vaak
lange
gedraaide
oren.
Meestal
kortharig,
soms
ruwharig.
Van
origine
in
meuteverband
met
luide
stem
jagend.
Bij
alle
is
de
vachtkleur
van
het
‘black
and
tan’
patroon
of
een
variant
daarvan,
al
of
niet
met
meer
of
minder
wit.
Ruwhaar
kan
wildkleur
(‘Agouti’)
meebrengen.
Soms
is
het
vel
ruim.
Het
reukvermogen
is
uitzonderlijk
ontwik¬keld.
Zijn
sociale
gedrag
is
van
belang
in
de meute.
Wanneer
en
waar
de
bijzondere
vorm
van
jachthonden,
die
we
nu
Brakken
noemen,
is
ontstaan
weten
we
niet.
Wel
dat
het
grootste
deel
van
de
huidige
Brakkenrassen
is
ontstaan
in
het
zuiden
van
Europa,
aldus
de
Oostenrijkse
kynoloog Emil Hauck.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
Weinig kynologen zullen bij lezen van de naam Pohjanpystykorvan
meteen aan de Norrbottenspets denken. Echter, de Zweedse boeren
hebben een langere naam bedacht: Norrbottens Skällandehund.
Eeuwenlang hebben boeren en jagers in het hoge noorden van
Zweden en Finland kunnen beschik¬ken over het gebruik van
Spitshon¬den voor de jacht op klein wild. Als we praten over het
‘hoge noorden’, dan is dit het gebied waarin de jacht en de visvangst
in vrij onbedorven landschappen kunnen worden beoefend. Het is
ook het gebied van de Lappen – tegenwoordig Samen geheten. Oude
afbeeldingen en foto’s van het leven van de Samen, daterend van het
einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, zijn opvallend mooi.
En hoe oud de afbeeldingen ook zijn, heel vaak is daarop die typische
noordse hond te zien: spitse oortjes en spitse snuit.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
Een type hond dat in de 15de eeuw in Europa voorkomt is de
zogenoemde Vogelhond. Een jachthond-je van het Spanieltype,
dat wordt gebruikt bij de nettenjacht op vogels. De Vogelhond
moet het wild aanwij¬zen en zich daarna drukken, zodat de jagers
het net over de hond en het wild heen kunnen trekken. Het is
immers de periode dat het jachtge¬weer nog niet is uitgevonden
dan wel algemeen bekend is en dan speelt vindingrijkheid bij de
jacht een rol. Ook bij de valkenjacht wordt de vogelhond gebruikt,
echter met een andere taak. Dan is het niet een kwestie van zich
drukken, maar van het wild opstoten en het uit de dekking jagen,
zodat de losgelaten valk het in de lucht kan vangen.
Er zijn Vogelhonden te zien op de miniaturen in ‘Le Livre de la
Chasse’ (1389) van Gaston, graaf de Foix. Deze schrijft: ‘…de
Vogelhonden die men Spaniels noemt’. Hij beschrijft ze als honden
met een groot lichaam, een fors hoofd en een mooie, witte of
gevlekte pels. Ook op het vroeg-15de-eeuwse Devonshire Hunting
Tapestry is een Vogelhond te zien, zo ook op oude prenten van de
nettenjacht. Ze bestaan nu niet meer, maar, onder andere de
Heidewachtel, Drentsche Patrijshond en Grote Münsterlander
vormen een deel van hun erfenis.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
Historici
beginnen
de
geschiedenis
van
de
Boerboel
of
stamverwanten
meestal
zo’n
600
jaar
voor
Christus
en
refereren
dan
aan
Assurbanipal,
die
in
deze
periode
leeft
en
koning
van
Assyrië
is.
Een
tweede
stap
in
de
historie
van
de
Boerboel
is
die
naar
het
Europa
van
de
17de
eeuw,
waarin
Neder¬land
zich
onderscheidt
door
zee¬vaart
en
het
kolonialisme.
Het
is
de
bloeitijd
van
de
Vereenigde
Oostindi¬sche
Compagnie
(VOC).
Maar
liefst
1770
(!)
Nederlandse
schepen
varen
naar
de
Oost;
41
vergaan
er
tijdens
de
reis.
De
VOC
sticht
een
‘verver¬singstation’
aan
Kaap
De
Goede
Hoop.
Van
1652
tot
1795
is
het
gebied
in Nederlandse handen en groeit uit tot de Kaapkolonie.
Algemeen
wordt
aangenomen
dat
Jan
van
Riebeeck
(1619-1677),
die
in
1652
in
dienst
van
de
VOC
de
eerste
Europese
handelspost
in
de
Kaap
sticht,
vanuit
Nederland
één
of
meer
Molosserachtige
of
Mastiff-achtige
honden
meeneemt.
Zowel
in
Nederland
als
in
Duitsland
zijn
er
in
de
16de,
17de
en
18de
eeuw
ver-
schillende
types
Molossers
te
vinden,
zoals
de
‘Bullenbijters’
en
‘Berenbijters’.
Om
hoeveel
honden
het
gaat
die
hij
heeft
meegenomen
op
zijn
reis
is
niet
bekend
en
ook
niet
of
het
om
reuen
of
teven
gaat.
Wat
wel
duide¬lijk
is
dat
hij
de
hond(en)
meeneemt
om
zichzelf
en
zijn
gezin
te
bescher¬men
in
het
wilde,
onbekende
land.
De
Boeren
hebben
op
hun
boerde¬rijen
in
de
woeste
binnenlanden
nu
meer
dan
ooit
behoefte
aan
een
imposante,
veelzijdige
hond.
De
Boerenfamilies
moeten
kunnen
rekenen
op
een
multifunctioneel
dier
dat
sterk,
gehard,
zelfbewust,
loyaal
aan
de
familie
is,
en
bescherming
biedt.
De
hond
moet
zich
snel
kunnen
aanpassen
aan
de
veranderende
omstandigheden
en
een
stabiel
temperament
hebben.
Dat
betekent
dat
er
voor
een
onbe¬trouwbare
of
agressieve
Boerboel
in
het
gezin
van
de
Afrikaner
Boer geen plaats is.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
De
Dandie
Dinmont
Terriër
is
een
lid
van
de
uitgebreide
terriërfamilie,
dat
zich
in
de
negentiende
eeuw
uit
tientallen
terriërtypes
heeft
ontwikkeld
tot
een
zelfstandig
ras.
Als
Charles
Cook
in
1885
zijn
boek
The
Dandie
Dinmont
Terrier
publiceert,
is
er
geen
andere
monografie
over
dit
ras
beschikbaar
en
ook
na
Cook
zal
het
nog
jaren
duren
voordat
er
een
tweede
verschijnt.
Cook
begint
zijn
boek
met
de
vaststelling
dat
…
the
actual
origin
of
the
race
will
never
been
definitely
ascertained.
Maar
dat
de
Dandie
Dinmont
zijn
eerste
pootafdrukken
zet
in
‘the
Borders’
–
de
streek
aan
weerszijden
van
de
grens
tussen
Engeland
en
Schotland
-
daarover
zijn
alle
kynologische
auteurs
het
eens.
Ook
de
BorderTerriër
en
de
Bedlington
Terriër
vinden
hun
oorsprong
in
dit
gebied.
De
Dandie
Dinmont
kan
zijn
ontstaan
door
toevallige
of
bewuste
kruisingen.
De
bewuste
kruising
zou
tussen
de
oude
Schotse
Terriër
en
de
Welsh
Harrier
of
Otterhound zijn geweest.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
ZWEET = BLOED
Ik
kan
mij
voorstellen
dat
u
zegt
‘Hannoveraanse
Zweethond?
Is
daar
nu
zo
veel
over
te
vertellen?
Jawel,
vooral
omdat
dit
ras
is
ontwikkeld
in
een
tijd
dat
fokkers
–
in
dit
geval
jachtopzieners
-
nog
echt
een
nieuw
ras
konden
‘maken’.
Behalve
de
Hannoveraanse
Zweethond,
worden
in
deze
periode
ook
andere
staande jachthonden ‘tot ras gemaakt’, zoals bij voorbeeld de Griffon Korthals
en
de
Griffon
Boulet.
Vanuit
een
groot
bestand
min
of
meer
gelijkvormige
types
gaat
men
bepaalde
types
apart
fokken.
Het
is
de
tijd
van
de
overgang
van
de
negentiende
naar
de
twintigste
eeuw,
waarin
jachthonden
een
eigen
rasbeschrijving
krijgen
–
de
standaard
-
met
daarbij
hun
officiële
rasnaam.
Een
van de redenen daarvan is de wens om bij elke actie in de jacht een ‘specialist’
te
hebben;
een
voorstaande
hond
voor
het
‘aanwijzen’
van
het
wild,
een
retriever
om
de
buit
‘binnen
te
brengen’
en
een
Zweethond
om
verloren
wild
te zoeken, de zogenoemde nazoek.
Het
ras
staat
nog
in
de
kinderschoenen
en
vertoont
weinig
eenheid.
Er
is
verschil
in
kleur,
in
gewicht,
in
de
vorm
en
de
zwaarte
van
het
hoofd;
kortom
uniformiteit
is
ver
te
zoeken
en
alles
wordt
gemakshalve
Schweisshund
genoemd.
Echter,
als
in
1895
de
raskenmerken
van
de
Bayerische
Gebirgsschweisshund
vastgelegd
moeten
worden,
stelt
men
vast
dat
de
grote
exemplaren
dan
maar
als
Hannoveraanse
Zweethond
door
het
leven
moeten
gaan.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
De
Geen
hondenras
ter
wereld
is
zo
vaak
afgebeeld
als
de
Mopshond.
Niet
alleen
door
kunstschilders,
maar
o.a.
ook
bij
reclames,
gebruiksvoorwerpen,
in
kinderboeken,
beeldjes,
op
tabaksdozen,
reukflessen,
spotprenten,
ansichtkaarten,
sigarettenplaatjes
en
oude
en
nieuwe
foto’s.
Een
schier
oneindige
stroom,
waarbij
het
niet
alleen
opvalt
dat
zijn
uiterlijk
behoorlijk
is
veranderd,
maar
ook
dat
de
Mopshond
zich
door
de
jaren
heen
heeft
mogen
verheugen
in
bazen
van
allerlei
rangen
en
standen,
onder
wie
kunstenaars,
celebrities
en
royals
zoals
Andy
Walhol,
Paris
Hilton,
Valentino,
George
Clooney,
koning
Lodewijk
XV
van
Frankrijk,
koning
Karel
XIII
van
Noorwegen
en
Zweden,
koningin
Victoria
van
Engeland
en
haar
achterkleinkind,
koning
Edward VIII.
MOPSHONDEN IN NEDERLAND
Eeuwenlang
is
de
Mopshond
het
enige
hondenras
in
Europa
dat
wordt
gefokt
met
een
korte
snuit
en
uitpuilende
‘knikkerogen’.
Het
is
dan
ook
logisch
dat
er
veel
vraag
naar
dit
‘exotische’
ras
bestaat
en
er
grote
sommen
geld
voor
worden
betaald.
In
de
achttiende
en
negentiendeeeuw
blijft
het
ras,
zoals
Chr.
Veldhuis
(‘Warnsborn’)
in
haar
boekje
Mopshonden
in
Nederland
(1900)
schrijft,
niet
van
vreemde
smetten
vrij.
Rond
1800
blijken
er
nauwelijks
nog
zuiver gefokte exemplaren over te zijn.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
Behalve de vraag in welke rasgroep het Schipperke thuishoort, is er ook
onenigheid over de betekenis van de naam geweest. De rasstandaard
stelt heel duidelijk: Schipperke is in het Vlaams kleine herder. Tot zo ver
alles helder. Echter, telkens in de historie wordt gesuggereerd dat de
naam afkomstig is van het beroep schipper. Schipperke is derhalve ‘een
kleine schipper’, zodat de Engelsen praten over de little boatman, little
skipper of little barge dog. Het feit dat het hondje vaak wordt gezien op
de vervoerslijnen per schip tussen Antwerpen, Brussel en Leuven,
hebben aan die interpretatie bijgedragen. Zelfs de Fransen gebruiken
een verkeerde hoewel chique vertaling: Chien de batelier belge. De
Duitsers blijven niet achter: Belgischer Schifferhund en Schifferspitz. En
dat het Schipperke als roepnaam heel vaak Spits of Spitske heeft, moet
worden gezien als een verwijzing naar de vorm van het spitse snuitje en
heeft niets van doen met de Spitshonden in rasgroep 5.
Karakter
Ondanks zijn pittig voorkomen kan het Schipperke zich bij vreemden een
tikje afstandelijk opstellen. Maar over ‘eigen volk’ waakt hij dapper; zijn
scherpe blaf en opstaande halskraag weerhouden mensen, die met kwade
bedoelingen komen, ervan zijn territorium te betreden. Het Schipperke is
een nieuwsgierig Aagje, kangoed met kinderen overweg en is aanhankelijk
en trouw. Op een boerderij, waar mollen en andere knaagdieren zijn, toont
hij zijn jachttalent. En dat is nog niet alles want ook konijnen en hazen zijn in
zijn omgeving niet echt veilig. Zijn kleine, donkerbruine ogen zien alles wat
voorbijkomt en daardoor kan hij wat onrustig gedrag vertonen. Sommige
zijn behoorlijk hyperactief, en dat gecombineerd met zijn schelle blaf, kan
een nadeel zijn. Voor een aantal hondensporten is het Schipperk bijzonder
geschikt. Hij is snel en wendbaar, dus Agility, Breitensport en Frisbee zijn wel
aan hem besteed. In onderhoud is het Schipperke niet veeleisend.
Regelmatig een goede borstelbeurt is voldoende.
Gepubliceerd in het maandblad ONZE HOND
De
Tibetaanse
Terriër
is
geen
terriër
(Rasgroep
3),
maar
een
herdershondje
(Rasgroep
1).
Echter,
in
geen
van
beide
rasgroepen
is
hij
terug
te
vinden
want
de
F.C.I.
deelt
hem
in
bij
rasgroep
9,
de
Gezelschapshonden.
Wie
hem
de
naam
terriër
heeft
toegedicht
is
niet
meer
te
achterhalen
maar
het
zouden
de
Engelsen
kunnen
zijn,
die
zich
al
sinds
de
achttiende
eeuw
met
Tibet
bemoeien
en
het land in 1903 en 1904 met het Brits-Indische leger binnenvallen.
‘HET DAK VAN DE WERELD’
Voor
de
vroege
historie
van
de
Tibetaanse
Terriër
moeten
we
naar
Tibet,
ook
wel
‘Het
dak
van
de
wereld’
genoemd.
Tibet
is
nu
een
autonome
regio
in
de
Volksrepubliek
China
en
grenst
aan
Bhutan,
Nepal,
India,
Myanmar
en
de
rest
van
China.
Al
sinds
het
begin
van
onze
jaartelling
worden
de
hondjes,
die
nu
Tibetaanse
Terriërs
heten,
gehouden
in
Boeddhistische
kloosters,
waar
ze
dienstdoen
als
waakhondjes.
Echter,
de
literatuur
vermeldt
dat
ze
ook
als
herdershondjes
zijn
gebruikt
bij
de
kuddes
van
nomadische
volkeren
in
deze
regio.
Die
met
een
witte
vacht
zijn
het
meest
gevraagd;
zij
vallen
immers
niet
op
in
een
land
dat
driekwart
van
het
jaar
onder
de
sneeuw
ligt.
Bij
de
kuddes
gebruikt
men
de
grote
Tibetaanse
Mastiff,
die
zijn
mannetje
staat
bij
de
aanvallen
van
beren
en
wolven.
Voor
het
drijven
en
hoeden
zijn
kleinere,
wendbare
hondjes
nodig,
die
waarschuwen
voor
aanvallers
van
de
kudde.