Spaniel pups - Maud Earl
© copyright Ria Hörter 2016 - Do not use or reproduce anything without written permission. This website was first launched in 2007. Pride Webdesign - Ruut Tilstra
Ria Hörter
Dog Writer and Contributing Editor of Dog Magazines

GOS D’ATURA

De Pyreneeën vormen sinds 1659 de natuurlijke grens tussen Frankrijk en Spanje. Van de Golf van Biskaje in het westen naar de Middellandse Zee in het oosten 430 kilometer lang en 80 kilometer breed. Catalonië is groter dan België en maar 10.000 vierkante kilometer kleiner dan Nederland. Dit om u een indruk te geven van het leefgebied van dit herdershondje, dat we vanaf hier ook maar kortweg de Gos zullen noemen. Sommige rassen kunnen hondenliefhebbers volledig op het verkeerde been zetten, ook al komen de honden uit volstrekt andere landen. De Gos is zo’n hond. Zet ‘m naast een Hollandse Schapendoes, een Spaanse Cão da Serra de Aires, een Franse Pyreneese Herdershond, een Engelse Bearded Collie, een Franse Briard of een Poolse Polski Owczarek Nizinny en ook kenners zullen alle zeilen moeten bijzetten om direct alle goede namen bij de juiste honden te plakken. Ook degenen die langs de showring zitten om rasgroep 1 in draf te bekijken, hebben soms moeite om die herdershonden want dat zijn ze allemaal – uit elkaar te houden.
1. Afghaanse windhond 2. Barsoi 3. Basset Hound 4. Bolognezer 5. Cairn Terrier 6. Dobermann 7. Dogo Argentino 8. Duitse Staande Hond Draadhaar 9. Engelse Springer Spaniel 10. Entlebucher Sennenhund 11. Franse Bulldog 12. Gos D’Atura 13. Hovawart 14. Ierse Setter 15. Jack Russel Terrier 16. Komondor 17. Labrador Retriever 18. Lakeland Terrier 19. Maremma
Mocht u geïnteresseerd zijn in het publiceren van één van deze artikelen, inclusief illustraties en foto's dan kunt u contact met mij opnemen. E-mail: horter@tiscali.nl Deze artikelen zijn beschikbaar in het Nederlands.
Engels
Page Up
Nederlands

CAIRN TERRIER

‘SHORT-HAIRED SKYES’ Een deel van de oudste geschiedenis van de Cairn Terriër speelt zich af op het eiland Skye. Daar begint hun geschiedenis als ‘short- haired Skyes’. Het eiland Sky ligt ten westen van de Schotse Hooglanden en is vermaard om het ruige landschap en dito bewoners. Zij hebben behoefte aan sterke honden, die rooftuig onder de duim kunnen houden. De naam Cairn Terriër komt pas later in gebruik en is hoogstwaarschijnlijk ontleend aan het Gallische woord ‘carn’, dat steen, steenhoop of steengraf betekent. Deze steenhopen zijn gedenktekens of oriëntatiepunten in het landschap, waarin het kleine roofwild zich verschanst. De honden worden deze steenhopen, de zogeheten ‘cairns’, in gestuurd om op klein wild te jagen, zoals vossen, dassen, wezels en ratten. De terriërgroep als geheel deelt een aantal gezamenlijke kenmerken: zijn ze robuust gebouwd, goed bespierd, klein tot middelgroot en in veel gevallen hebben ze driehoekige oren. De vacht is meestal ruwharig, met een dichte ondervacht, en beschermt de ogen.

Historisch Portret

In oude geschriften, documenten en boeken of op prenten en schilderijen is de geschiedenis van honden vastgelegd. En ook het werk dat ze doen. Meegaan op jacht, het drijven en hoeden van een kudde, het bewaken van huis en haard en het gezelschap houden van de mens. Deze artikelen geven een inkijkje in de rijke historie van onze rashonden.

JACK RUSSEL TERRIER

De plattelandsdominee John Russell (1795-1883) veelal Jack genoemd - moet in het negentiende-eeuwse graafschap Devon een opvallende verschijning zijn geweest. Hoewel op handen gedragen door zijn parochianen, is hij geen dominee die zich uitsluitend bezighoudt met het zielenheil van de kudde. Integendeel. Gedurende vrijwel zijn gehele leven is hij drie of meer dagen per week op jacht. Hij bezit jachtpaarden, heeft een pack Otterhounds, jaagt met Fox Hounds en mag zich Master of Hounds noemen. Hij neemt volop deel aan het maatschappelijk leven en vervult functies in diverse maatschappelijke organisaties. Last but not least fokt John Russell terriërs voor de jacht, die echter pas na zijn dood naar hem zullen worden genoemd. Hoe dominee Russell zijn vrije tijd doorbrengt, zien we op een schilderij van J. Loder uit 1841. Jack zit te paard, smetteloos gekleed en vergezeld van zeven Foxhounds en een terriër. Dat is ‘The Sporting Parson’, de jagende dominee. Een rode draad in zijn leven is het voortdurende geldgebrek. Afgezien van deelname aan jachtpartijen van de upper class, zijn de kosten van honden en paarden eigenlijk te hoog gegrepen voor de dominee. Jack trouwt in 1826 met de admiraalsdochter Penelope Incledon Bury; er komt dan weliswaar meer geld beschikbaar maar eigenlijk heeft hij aan het eind van zijn leven Penelope’s erfenis er letterlijk ‘doorheen gejaagd’. Een uitgebreide levensbeschrijving van Jack Russells interessante leven is te vinden op https://riahortercom/meesterwerken.htm

MAREMMA

APENNIJNEN De Maremmen en Abruzzen zijn landstreken in Italie die niet zo goed bekend zijn bij toeristen als bijvoorbeeld Toscane. De Maremmen is gelegen aan de Tyrreense Zee, in het zuidwesten van Toscane en ten noorden van Rome. De Abruzzen is een regio gelegen in zuidelijk centraal Italie; in de vier aanwezige natuurparken komen nog bruine beren voor evenals Apennijnse wolven, gemzen, wilde zwijnen en stekelvarkens. De Maremmen en de Abruzzen zijn twee totaal verschillende landschappen. De Maremmen wordt gekenmerkt door meren, lagunes en moerassen, terwijl in de Abruzzen de twee hoogste bergtoppen van de Apennijnen zijn te vinden. Etrusken en Romeinen hebben geprobeerd de Maremmen droog te leggen; in 1826 wordt er (weer) gestart met nieuwe droogleggingen maar pas in 1951 worden er systematisch nieuwe wegen, boerderijen en landbouwgronden aangelegd. In de Abruzzen is er op de bergweiden veeteelt, men ziet er grote schaapskuddes; in de dalen worden druiven, citroenen en olijven geteeld.

ENTLEBUCHER SENNENHUND

TIBET DOGGEN Over de vroegste geschiedenis van de Zwitserse Sennenhonden bestaat geen feitenmateriaal. De meest gebruikte theorie over het ontstaan van Sennenhonden is dat zij afstammen van zware Tibet doggen, die vanuit het Verre Oosten via Griekenland in Italië zijn terechtkomen. Tijdens de Romeinse veroveringen van grote delen van Europa zouden deze molossers zijn meegekomen en zich in Zwitserland hebben vermengd met lokale boerenhonden. Een tweede theorie die niet echt in strijd is met de eerste - is dat de Sennenhonden zijn ontstaan uit kruisingen tussen oude boerenhonden (erf- of hofhonden) en honden van bezetters en passanten. Pas vanaf de vroege middeleeuwen zijn boeken en afbeeldingen bewaard gebleven waarin prenten van honden zijn te zien; waakhonden, jachthonden en herdershonden. Dat de hond in de late middeleeuwen als een kostbaar bezit wordt gezien, blijkt uit het deel Thierbuch van het Historia Animalium, dat in 1563 verschijnt. Daarin schrijft Conrad Gessner: ‘So ein armer Mann einen Hund hat / so darff er keiner anderer Knächten meer’. (Als een arme man een hond heeft, dan heeft hij geen andere knechten nodig).

KOMONDOR

Waar komen al die kudde bewakende rassen in midden-Europa toch vandaan? Als stammen of volken verder trekken, nemen ze de bewakers van de kudde mee. Vanuit het noorden van India, via Iran en noordwest Azië, door oost-Europa en de landen rond de Middellandse Zee, tot in west-Europa en de Britse eilanden is hun spoor te volgen. Al die herdershonden zien er min of meer hetzelfde uit en delen het goed ontwikkelde instinct voor bewaking. Hun vacht is veelal wit of licht van kleur; ze zijn robuust en imposant en uitgerust met sterke kaken en botten en hebben aangepaste vachten. Ze zijn helemaal ingesteld op de aard van hun werk. Tot het einde van de negentiende eeuw is er van een georganiseerde rashondenfokkerij in Hongarije eigenlijk nog geen sprake. Niet alleen de Oostenrijkse overheersing, maar ook de Eerste en Tweede Wereldoorlog hebben een snelle ontwikkeling van nationale rassen in de weg gestaan. Als Hongarije deel gaat uit maken van het ‘vrije westen’, gaan de poorten - letterlijk en figuurlijk - open, ook voor de kynologie.

LABRADOR RETRIEVER

De veronderstelling dat de Labrador Retriever zijn naam dankt aan een Canadees schiereiland is niet helemaal juist. Hij dankt zijn naam aan de Portugese ontdekkingsreiziger João Fernandes Lavrador (1453-ca. 1501), die dit gebied aan het einde van de vijftiende eeuw bezoekt. De oorspronkelijke bewoners zijn dan Inuit en Innu Eskimo’s en Indianen. Jagers in Groot-Brittannië gaan zich, vanaf de negentiende eeuw, de luxe permitteren om voor elk onderdeel van de jacht een aparte jachthond te willen gebruiken. Het begrip ‘retriever’ dateert van lang daarvoor, want iedere hond die bij de jacht de buit vindt en terugbrengt bij de jager wordt dan een retriever genoemd. Van oudsher zijn ‘opzoeken’ en ‘terugbrengen’ dus niet aan één ras te koppelen; deze vaardigheden kunnen immers aan veel meer honden worden aangeleerd. De enige eisen zijn een goede neus, zwemtechniek en een ondervacht die goed isoleert. In 1822 doorkruist de op Newfoundland geboren William Cormack (1796-1868) te voet zijn geboortestreek. Aan de kust vallen hem de kleine ‘Water Dogs’ op, die hij als volgt beschrijft: De honden waren opmerkelijk getraind als retrievers bij het vangen van vogels en waren ook anderszins nuttig. De glad- of kortharige hond wordt voortgetrokken, want bij koud weer wordt de langharige hond gehinderd door het ijs dat zich in zijn vacht vormt zodra hij uit het water komt. Min of meer gelijktijdig vaart de Engelse luitenant-kolonel Peter Hawker (1786-1853) regelmatig met zijn schoener tussen de Engelse vissershaven Poole en Newfoundland. Aan hem danken we de eerste nauwkeurige en uitvoerige beschrijving van de honden die hij op Newfoundland een eiland ten zuiden van Labrador tegenkomt. Hawker onderscheidt twee types: de grote Newfoundlander en de kleine ‘Labrador Dog’, die ook St. Johns (Water) Dog wordt genoemd. (St. John is de hoofdstad van de huidige provincie Newfoundland en Labrador.) De lokale vissers hebben de honden getraind om de vissen die aan het net zijn ontkomen, uit het ijs of het water te apporteren. Ook aangeschoten zeevogels worden door de ‘Labrador Dog’ aan land gebracht.

HOVAWART

EEN JONG RAS MET EEN OUDE NAAM 1922 kan worden gezien als het geboortejaar van de Hovawart. In dat jaar laat de Duitser Kurt Friedrich König (1896-1975) het eerste Hovawart nest, geboren op 3 april, in het stamboek van de Hovawart-Verein für deutsche Schäferhunde in Thale/Harz inschrijven. Hunolf, Helma, Hummel en Herma gaan daarmee de geschiedenis in als de eerste van hun ras. In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog houdt König zich al bezig met wat later de Hovawart zal worden genoemd. Pas na de Tweede Wereldoorlog krijgt het ras echt voet aan de grond. En, schrijft Dr. Hans Räber in zijn Enzyklopädie der Rassehunde, was zwischen den beiden Kriegen geschah, das war eine mehr oder weniger ziellose Vermehrung von Hunden, die den angestrebten Zuchtziel entsprachten. Die ‘ziellose Vermehrung’ is echter wel de basis waarop fokkers na de Eerste Wereldoorlog kunnen voortborduren en waaruit het latere ras is ontstaan. Historici lijken het eens te zijn over de oeroude naam, die voor het eerst wordt gebruikt in de Schwabenspiegel, een Zuidduits wetboek voor de niet-Saksische gebieden van het Heilige Roomse Rijk, dat in 962 wordt gesticht door keizer Otto I.

LAKELAND TERRIER

In de negentiende eeuw staat het woord ’sport’ in Engeland gelijk aan ’jacht’. Elke zichzelf respecterende huntsman heeft in zijn groep jachthonden, naast de Otter Hounds of de Fox Hounds, ten minste twee, drie terriers. Deze kleine, felle en snelle jagertjes achtervolgen het wild tot in diens hol, terwijl ze luid blaffend de jagers aangeven waar de buit zich bevindt. Omdat deze terriers niet alleen jagen op vossen en dassen, maar ook op wezels, bunzings, hazen en konijnen en uitstekende vernietigers van muizen, ratten en ander ongedierte zijn, worden ze gezien als allround sporting dogs. Dat verklaart een deel van hun grote populariteit. Opmerkelijk is dat terriers in de achttiende eeuw ook populaire huishonden zijn. De befaamde Engelse auteur William Taplin (circa 1750-circa 1830) schrijft dat hij sinds 1780 twee of drie terriers gewoon als huishond heeft.

AFGHAANSE WINDHOND

TIn mijn bijna vijftigjarig kynologisch verleden heb ik nooit iemand ontmoet die de Afghaanse Windhond geen aantrekkelijk ras vond. In tegendeel, men houdt van het sierlijke gangwerk, de zijdeachtige, lange vacht, de trotse, ranke verschijning en de mysterieuze blik in de ogen. Vrijwel elke auteur van een boek of artikel over de Afghaanse Windhond begint zijn relaas met de vermelding dat het ras heel oud is, maar op de vraag hoe oud precies, moet men het antwoord schuldig blijven. De geschiedenis van de Afghaanse Windhond ik zal hem hierna simpelweg Afghaan noemen - is verweven met legenden, met halve waarheden, veronderstellingen en aannames. Het is daarom dat ik begin bij de min of meer traceerbare periode, waarin we kunnen teruggrijpen op documenten en afbeeldingen. En dan nog moeten we oppassen met de interpretatie ervan. Zo blijkt dat rotstekeningen in grotten in de buurt van het Afghaanse stadje Balkh wel door veel auteurs worden genoemd, maar eigenlijk door niemand zijn gezien. Een van de oudste vermeldingen van de Afghaan is te lezen in een Chinees manuscript, daterend van 126 voor Chr. Daarin wordt een beschrijving gegeven van de Yuezhi (ook gespeld als Yuechi), een Indo-Europees nomadenvolk uit Centraal-Azië, dat tot circa 250 na Chr. oppermachtig is in het noorden van Afghanistan.

FRANSE BULLDOG

De Franse Bulldog mag zich verheugen in niet alleen de voortdurende aandacht van kunstschilders, maar ook van fotografen en reclamemakers. Er is een schier oneindige stroom van afbeeldingen, in kinderboeken, beeldjes, tabaksdozen, reukflessen, spotprenten, ansichtkaarten, sigarettenplaatjes en oude en nieuwe foto’s. Ook zie je de Franse Bulldog nogal eens aangekleed, in een motorpak, met een zonnebril op of in een jogging pak. Dat heeft ongetwijfeld te maken met zijn komische uitstraling maar ook met de populariteit. Echter, niet elke (aspirant)hondenliefhebber is gecharmeerd van de Franse Bulldog en dat heeft vooral te maken met wat in de kynologie ‘ongezonde overdrijving’ wordt genoemd. In de afgelopen jaren is er een aanhoudend commentaar op het uiterlijk van de Franse Bull ontstaan, waarbij vooral het hoofd met de uitpuilende ogen en de zeer korte snuit - onderwerp van kritiek is. Vanuit het oogpunt van gezondheid is dat begrijpelijk.

DUITSE STAANDE HOND DRAADHAAR

Al in de middeleeuwen bestaan er in Duitsland ruigharige jachthonden, onder andere bekend onder de naam Hirtenhund, een type dat lijkt op de huidige Barbet. Er wordt aangenomen dat uit deze Hirtenhund de meeste ruigharige jachthondenrassen zijn voortgekomen. In het achttiende- en negentiende-eeuwse Europa komen deze ruigharige jachthonden voorzien van baard en snor overal voor. Het is belangrijk te weten dat in het Duitsland van voor 1870 georganiseerde kynologie nog een onbekend begrip is. Dit in tegenstelling tot, bijvoorbeeld, Engeland. Goed gedefinieerde ruigharige jachthondenrassen kent men nauwelijks en een jager kent slechts twee soorten: zij die bruikbaar zijn en zij die niet aan de eisen voldoen. De Franse naam voor deze ruw- of ruigharige staande jachthonden is Griffon of Barbet; Nederland kent ze onder minder poëtische benamingen: Smousbaarden of Ruigbaarden. In Duitsland en Frankrijk ontwikkelen deze smous- of ruigbaarden zich tot zelfstandige rassen in diverse kleuren en met verschillende vachtstructuren. Bekende voorbeelden daarvan zijn de Korthals Griffon, de schepping van Eduard Karel Korthals (1851-1896), en de Griffon Boulet, gecreëerd door de Fransman Emmanuel Boulet (1840-?). Maar ook de Grote en Kleine Münsterlander (Heidewachtel), de Drentse Patrijshond, de Pudelpointer de schepping van Sigismund Freiherr von Zedlitz und Neukirch (1838- 1903; pseudoniem Hegewald) en de Italiaanse Spinone hebben een gedeeld verleden als voorstaande jachthonden.